Spring naar inhoud

Financiën

5.1 Financieel beleid

Ons algemene financiële beleid ligt vast in een meerjarig financieel statuut. Per begrotingsjaar maken we een financiële kaderbrief met de uitwerking van de ontwikkelingen die voor het komend begrotingsjaar relevant zijn.

We streven naar een duurzaam financieel evenwicht. Dit betekent dat de begroting over een periode van minimaal vijf jaar een voldoende positief saldo moet laten zien om te blijven voldoen aan de gestelde financiële normen. Eenmalige tekorten zijn toegestaan, mits de begroting in meerjarenperspectief sluitend is en het weerstandsvermogen boven de gestelde norm blijft.

Signaleringswaarden
De Inspectie voor het Onderwijs hanteert signaleringswaarden voor de kengetallen solvabiliteit, liquiditeit en de ratio normatief publiek eigen vermogen. Deze signaleringwaarden zijn geen harde normen maar helpen de Inspectie signaleren of er mogelijk een risicovolle of ongewenste situatie is of dreigt.

Onze interne normen zijn gebaseerd op de signaleringswaarden die de Inspectie voor het Onderwijs hanteert. Als uit het meerjarenperspectief blijkt dat we negatief van de signaleringswaarden afwijken, voeren we maatregelen in om het evenwicht te herstellen.

De inspectie hanteert de volgende signaleringswaarden:

Kengetal

Signaleringswaarde inspectie

Solvabiliteit 2                          Lager dan 0,3
Liquiditeit (current ratio) voor grote instellingenLager dan 0,5 absoluut lager dan € 100.000
Ratio normatief publiek eigen vermogenHoger dan 1,0

Intern hanteren we daarnaast nog een eigen norm voor het eigen vermogen. Op basis van een uitgevoerde risicoanalyse is bepaald dat er een buffer moet zijn van minimaal 5,65% van de totale Rijksbijdragen (genormaliseerd, dus exclusief eenmalige subsidies).

Daarnaast hanteren wij intern een liquiditeitsnorm van 0,75. Op deze wijze zorgen wij ervoor dat genoeg middelen beschikbaar zijn voor toekomstige investeringen. 

Toewijzing van middelen binnen het bestuur (allocatie)

Onze begroting kent de volgende onderdelen:

  1. Variabele budgetten van de scholen: dit betreft de door de schoolleider direct te beïnvloeden budgetten, zoals personeelslasten en leermiddelen;
  2. Semi-vaste budgetten van de scholen: kosten voor huisvesting, ICT en meubilair, overige ICT- en huisvestingslasten. Deze bedragen worden geheel ingezet op de verschillende scholen;
  3. Sectorbudgetten: bovenschoolse activiteiten ten behoeve van de scholen, bijvoorbeeld budgetten voor onderwijsontwikkeling en professionalisering;
  4. Budgetten van de ondersteunende diensten en het college van bestuur.

Bij de verdeling van de middelen over de scholen hanteren we in de basis de bekostigingssystematiek van het ministerie van OCW, dat wil zeggen dat de budgetten zijn gebaseerd op de leerlingenaantallen van 1 oktober (VO) of 1 februari (PO) voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Voor bepaalde opbrengsten wijken we af van bovenstaande systematiek en kiezen we een eigen passende verdeling over de scholen en onderdelen.

De activiteiten die we bovenschools uitvoeren (3 en 4) worden bekostigd met een bijdrage van de scholen. Deze bijdrage is gebaseerd op het niveau van dienstverlening die de ondersteunende diensten en de sectoren leveren per onderwijssoort (VO/PO/SO). De bijdrage wordt uitgedrukt in een vast percentage van de rijksbekostiging.

In de sectorbudgetten (3) Personeelsbeleid, Onderwijs & Kwaliteit, Huisvesting, ICT en Communicatie zijn bovenschoolse activiteiten ondergebracht ten behoeve van de scholen.

De bijdrage voor de ondersteunende diensten en het college van bestuur (4) is bestemd voor de dagelijkse kosten van het bestuurlijk apparaat. Het ondersteuningsbureau draagt zorg voor de uitvoering van de ondersteunende diensten.

Segmentatie
Onze administratie is ingericht in kostenplaatsen. Elke kostenplaats is toe te wijzen aan een school of dienst en hoort bij een specifieke onderwijssector. De baten en lasten worden verantwoord op de kostenplaats waarop zij betrekking hebben.

Gemeenschappelijke baten en lasten verdelen we over de verschillende sectoren. De segmentatie in de jaarrekening bepalen we vanuit deze interne structuur.

Treasurybeleid
Ons treasurybeleid voldoet aan de regels zoals deze zijn gesteld in de regeling Beleggen, lenen en derivaten 2016. De uitgangspunten zijn dat alle transacties gericht zijn op de continuïteit van de instelling en dat het aantrekken en uitzetten van middelen plaatsvindt bij betrouwbare partners.

In ons treasurystatuut wordt de interne beheersing van financieringen en geldstromen beschreven. In ons statuut is vastgelegd dat we niet beleggen in aandelen, private activiteiten of gebruik maken van afgeleide financiële instrumenten.

Ultimo 2023 hebben wij geen beleggingen of leningen uitstaan.

Al onze middelen worden beschouwd als publieke middelen. We maken geen onderscheid tussen publieke en private middelen. Overschotten op de liquide middelen worden in rekening courant aangehouden bij het ministerie van Financiën (schatkistbankieren). Ultimo 2023 is de hoogte van de direct opeisbare tegoeden € 20,8 miljoen. Ultimo 2022 was dit tegoed € 19,0 miljoen. Daarnaast hebben we de mogelijkheid gebruik te maken van een rekening-courantfaciliteit of een lening bij het ministerie van Financiën. In 2023 is hier geen gebruik van gemaakt, noch van andere vormen van externe financiering.

Vermogensbeleid
Het eigen vermogen van Openbaar Onderwijs Groningen is niet volledig vrij besteedbaar. Aan een deel van het vermogen heeft het bestuur een bestedingsdoel toegekend. Deze geoormerkte bedragen zijn gestort in bestemmingsreserves.

De algemene reserve kent minimale omvang, zoals beschreven onder het kopje 'Signaleringswaarde'.

5.2 Financiële situatie 2023

Resultaat

in €1.000,-

3 Baten      
    2023 Begroting 2023 2022
3.1 Rijksbijdragen 166.590 156.179 156.183
3.2 Overige overheidsbijdragen en -subsidies 3.531 2.291 2.794
3.4 Baten werk in opdracht van derden 0 50 0
3.5 Overige baten 6.601 4.712 5.552
         
  Totaal baten 176.722 163.232 164.529
         
4 Lasten      
    2023 Begroting 2023 2022
4.1 Personeelslasten 143.503 136.975 133.763
4.2 Afschrijvingen 6.640 6.885 6.239
4.3 Huisvestingslasten 11.519 11.124 8.658
4.4 Overige lasten 15.029 12.558 13.702
         
  Totaal lasten 176.691 167.542 162.362
         
  Saldo baten en lasten 31 -4.310 2.167
         
6 Financiële baten en lasten 1.439 0 4
         
  Totaal resultaat 1.470 -4.310 2.171

Rijksbijdragen
De rijksbijdragen zijn € 166,6 miljoen en bestaan uit € 96,2 miljoen voor het VO en € 70,4 miljoen voor het PO.
De rijksbijdragen zijn hoger dan begroot en de realisatie 2022, dit komt vooral door de doorgevoerde personele en materiële indexering van de bekostiging. De personele indexering is voor het grootste deel ingezet voor personeelskosten. Er is sprake van een incidenteel overschot van ongeveer € 1,8 mln. Op de materiële indexering is sprake van een overschot van ongeveer € 0,8 mln. Dit is ingezet voor het (deels) alsnog dekken van de hogere energiekosten.

Overige overheidsbijdragen  
De overige overheidsbijdragen bestaan voor het merendeel (€ 3,0 miljoen) uit subsidies voor de PO-scholen.
Van de gemeente Groningen is € 1,3 miljoen meer subsidie ontvangen dan begroot. Deze correspondeert met hogere lasten, aangezien de subsidies meteen zijn ingezet. Voor het overige betreft het niet begrote investeringssubsidies, die als bijdrage zijn verwerkt in de activa die zijn gesubsidieerd.

Overige baten
De hogere baten bestaan vooral uit hogere inzet op de subsidie Sterk Techniek Onderwijs (€ 0,8 miljoen), en ouderbijdrage € 0,5 mln. Verder zijn diverse opbrengsten per saldo € 0,3 miljoen hoger.

Personeelslasten
De personeelslasten ad € 143,5 miljoen zijn als volgt verdeeld: € 75,0 miljoen voor het VO, € 60,0 miljoen voor het PO en € 8,5 miljoen voor de centrale ondersteuning.
De personeelslasten zijn vooral hoger door de hogere cao(€ 5 miljoen) en de wat hogere personele inzet, vooral op extra subsidies (zie extra subsidiebaten) en werkdruk VO (bekostigd uit de reserve). 

Huisvestingslasten
De huisvestingslasten liggen in lijn met de begroting. Deze zijn gestegen ten opzichte van 2022 door stijging van de energiekosten.

Overige lasten
De overige lasten zijn vooral hoger dan begroot door licentiekosten ICT (€ 0,5 miljoen), boekenfonds (€ 0,3 miljoen) en hogere kosten voor schoolreisjes en activiteiten (€ 1,2 miljoen): hier staan deels hogere ouderbijdragen tegenover.

Financiële baten
Op de rekening courant bij de schatkist is € 0,8 miljoen aan rente ontvangen, waar geen rente was begroot. De rentestand is eind december 3,9%, bij een banksaldo van € 20 miljoen. De voorzieningen in de jaarrekening worden gewaardeerd op contante waarde. In 2023 heeft dit voor het eerst een noemenswaardige impact op de jaarrekening. Het contant maken van de voorziening levert een rentebate op van circa € 0,5 miljoen.

Balans

in €1.000,-

1 Activa        
    31-12-2023 31-12-2022
  Vaste activa        
1.1.2 Materiële vaste activa 45.491   43.792  
  Totaal vaste activa   45.491   43.792
           
  Vlottende activa        
1.2.2 Vorderingen 6.037   6.932  
1.2.4 Liquide middelen 20.798   18.974  
  Totaal vlottende activa   26.835   25.906
           
  Totaal activa   72.326   69.698
           
2 Passiva        
    31-12-2023 31-12-2022
2.1 Eigen vermogen 43.331   41.861  
2.2 Voorzieningen 5.338   6.625  
2.4 Kortlopende schulden 23.657   21.212  
           
  Totaal passiva   72.326   69.698

De materiële vaste activa nemen per saldo toe door de investeringen van € 8,3 miljoen, waarbij € 6,5 miljoen wordt afgeschreven. De liquide middelen nemen toe door de ontvangst van diverse Rijksvergoedingen waaronder middelen vanuit de regeling Verbetering Basisvaardigheden. Het eigen vermogen neemt toe met het resultaat van € 1,1 miljoen. De voorzieningen nemen af met € 1,2 miljoen, vooral door het effect van de waardering tegen contante waarde en afname van het aantal langdurig zieken. De overige schulden stijgen met name door vooruitontvangst van de subsidie Verbetering basisvaardigheden.

Vermogen

in €1.000,-

  Stand per Resultaat Overige mutaties Stand per   Stand per Resultaat Overige mutaties Stand per
  1-1-2023     31-12-2023   1-1-2022     31-12-2022
Algemene reserve 31.809 838 0 32.647   30.752 -428 1.485 31.809
Bestemmingsreserves publiek 10.052 632 0 10.684   8.938 2.599 -1.485 10.052
                   
Eigen vermogen 41.861 1.470 0 43.331   34.207 5.483 0 41.861

Per 1 januari 2023 is de bekostiging van het primair onderwijs na wetswijziging vereenvoudigd. Daarmee is de bekostigingssystematiek gewijzigd.

Bij de overgang van de oude naar de nieuwe bekostigingssystematiek zijn schoolbesturen door de regelgeving en besluitvorming van de minister met een materieel probleem geconfronteerd. Waar de schoolbesturen in een (school)jaar normaal gesproken 100% aan bekostiging ontvangen, is dat in de overgang naar de nieuwe bekostigingssystematiek circa 93% voor het schooljaar 2022 - 2023. Schoolbesturen in de PO-sector werden daardoor in de periode augustus tot en met december 2022 door de minister met circa 7% gekort op hun bekostiging. Dit komt voor ons schoolbestuur neer op € 2,8 miljoen. Voorzichtigheidshalve is dit bedrag niet als vordering op de balans per 31 december 2022 opgenomen.

De minister stelt zich op het standpunt dat dit probleem voor het schoolbestuur slechts "een boekhoud-technische correctie" is "aangezien de totale bekostiging van het Rijk naar scholen niet wijzigt door de vereenvoudiging”. De overgang van de oude naar een nieuwe bekostigingssystematiek is echter niet louter een papieren exercitie; de keuzes die daarbij worden gemaakt hebben werkelijk een negatief effect op het onderwijsproces. De keuze van de minister om de schoolbesturen in 2022 hierdoor minder bekostiging toe te kennen heeft reële consequenties. Voor Openbaar Onderwijs Groningen geldt dat het eigen vermogen onder de intern gestelde normen daalt, en dat onze liquiditeitsratio op termijn onder de signaleringsnormen van de Onderwijsinspectie komt. Om deze ratio's weer op peil te krijgen zijn interne maatregelen nodig die impact hebben op de beschikbare middelen voor het onderwijsproces.

Vandaar dat wij samen met circa 230 schoolbesturen, juridisch begeleid door advocatenkantoor Stibbe en gecoördineerd vanuit de PO-Raad, bezwaar hebben gemaakt tegen de beschikkingen voor de laatste vijf maanden van 2022. Dit bezwaar is op 30 november 2022 door de minister ongegrond verklaard. De financiële belangen en de relevante juridische vragen naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van de minister zijn het volgens ons waard om de kwestie aan een onafhankelijke partij, zijnde de bestuursrechter, voor te leggen. Daarom hebben wij besloten om gezamenlijk met ruim 220 schoolbesturen een beroep bij de rechtbank Midden-Nederland in te stellen tegen de beslissing op bezwaar van de minister. Op het moment van dit schrijven loopt deze beroepsprocedure nog en is niet bekend wanneer hierin uitspraak volgt.

Kengetallen

in €1.000,-

Kengetal Waarde Signaleringswaarde inspectie
Solvabiliteit 2 67% Lager dan 30%
Liquiditeit (current ratio) voor grote instellingen 1,13 Lager dan 0,5, absoluut lager dan € 100.000
Ratio normatief publiek eigen vermogen 0,8 Hoger dan 1,0

Onze kengetallen vallen in 2023 binnen de normen van de Inspectie. Onze liquiditeitsratio is door de incidentele middelen nog ruim boven de signaleringswaarde maar staat onder druk voor de toekomst. Dit wordt nader uiteengezet in paragraaf 5.3.

5.3 Continuïteitsparagraaf

De gegevens in deze paragraaf zijn afkomstig uit de jaarrekening 2023 (gegevens 2022 en 2023) en de meerjarenbegroting 2024-2028 (gegevens toekomstige jaren). De raad van toezicht heeft de meerjarenbegroting 2024-2028 vastgesteld op 13 december 2023.

Financiële begroting 2024

in €1.000,-

Baten Realisatie 2022 Begroot 2023 Realisatie 2023 Begroting 2024
Rijksbijdragen 156.183 156.179 166.590 164.761
Overige overheidsbijdragen 4.698 2.291 3.531 2.710
Overige baten 5.552 4.762 6.601 4.772
Totaal baten 166.433 163.232 176.722 172.243
         
Lasten        
Personele lasten 133.763 136.975 143.503 146.499
Afschrijvingslasten 6.239 6.885 6.640 7.202
Huisvestingslasten 10.562 11.125 11.519 10.074
Overige lasten 13.702 12.557 15.029 13.965
Totaal lasten 164.266 167.542 176.691 177.740
         
Saldo baten en lasten 2.167 -4.310 31 -5.497
         
Financiële baten en lasten 4 0 1.439 503
         
Mutaties in reserves        
Nationaal Programma Onderwijs -2.147 271 -1.095 4.309
Onderwijsakkoord VO -1.445 553 163 885
Pensioenen PO en VO -300 300 300 0
Strategisch beleidsplan 19-23 265 386 0 0
Convenant VO 2019-2020 528 0 0 0
ICT-projecten 500 0 0 0
  -2.599 1.510 -632 5.194
         
Resultaat na bestemming -428 -2.800 838 200

Meerjarenbegroting 2024-2028

in €1.000,-

Meerjarenbegroting (x € 1.000)          
  2024 2025 2026 2027 2028
Rijksbijdragen 164.761 172.999 181.649 190.368 199.506
Overige overheidsbijdragen 2.710 2.791 2.875 2.961 3.050
Overige baten 4.772 4.915 5.063 5.214 5.371
Totaal baten 172.243 180.706 189.587 198.544 207.927
           
Lasten          
Personele lasten 146.499 153.226 156.291 164.106 172.311
Afschrijvingslasten 7.202 7.352 7.532 7.732 7.932
Huisvestingslasten 10.074 10.477 10.896 11.332 11.785
Overige lasten 13.965 14.384 14.815 15.260 15.718
Totaal lasten 177.740 185.439 189.535 198.430 207.746
           
Saldo baten en lasten -5.497 -4.733 52 114 181
           
Financiële baten en lasten 503 300 200 200 200
           
Mutaties in reserves          
Nationaal Programma Onderwijs 4.309 4.081 0 0 0
Onderwijsakkoord VO 885 515 0 0 0
           
           
Resultaat na bestemming 200 163 252 314 381

De uitgaven voor NPO en de overgangsregeling werkdrukmiddelen VO zorgen nog tot en met 2025 voor hogere lasten. Na 2025 wordt weer begroot met de regulier beschikbare middelen. De indexering van de Rijksbijdragen is even hoog als de indexering van de personele lasten, aangezien loonstijgingen in beginsel door het Rijk worden gecompenseerd. Bij de berekening is uitgegaan van een stabiel leerlingenaantal, en een stabiel aantal fte’s. De overige baten en lasten zijn normatief geïndexeerd met 3-5%. De afschrijvingslasten zijn berekend op basis van de bekende meerjareninvesteringsplanning.

Leerlingenaantallen

Leerlingaantallen 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
  real. real. real. real. begr. begr.    
peildatum VO 10- 1-2020 10- 1-2021 10- 1-2022 10- 1-2023 10- 1-2024 10- 1-2025 10- 1-2026 10- 1-2027
peildatum PO+SO 10- 1-2020 10- 1-2021 02- 1-2022 02- 1-2023 02- 1-2024 02- 1-2025 02- 1-2026 02- 1-2027
VO-scholen*  8.222   8.249   8.563   8.546   8.475   8.476   8.410   8.424 
Basisscholen  6.386   6.248   6.508   6.528   6.530   6.540   6.535   6.568 
SBO  206   232   241   227   218   220   218   219 
SO-scholen  447   438   451   472   463   461   464   466 
Totaal  15.261   15.167   15.763   15.773   15.686   15.697   15.627   15.677 
                 
                 
* exclusief VAVO                

In de meerjarenbegroting gaan we uit van een stabiel leerlingenaantal. Tussen de scholen zien we wel verschuivingen, maar op totaalniveau verwachten we een constant leerlingenaantal. De toekomstige begrotingen per school worden gebaseerd op het dan actuele leerlingenaantal.

Personele bezetting

Personele bezetting (in FTE)            
  2023 2024 2025 2026 2027 2028
Bestuur / Management  76   76   76   76   76   76 
Personeel primair proces / docerend Personeel  1.110   1.111   1.055   1.056   1.051   1.054 
Ondersteunend personeel / overige medewerkers  419   419   417   417   415   416 
  1.605 1.606 1.548 1.549 1.542 1.546

In 2023 was de gemiddelde bezetting 1.605 fte. Onderstaand is de verwachte ontwikkeling van de personele bezetting weergegeven, zoals is af te leiden uit de meerjarenbegroting 2024-2028.

We verwachten dat de personele bezetting in de basis stabiel blijft, in lijn met het leerlingenaantal. De fluctuaties in de bezetting worden met name beïnvloed door de inzet van NPO-middelen. Deze worden ingezet tot en met 2025.

Meerjarenbalans

in €1.000,-

  2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Materiële vaste activa 43.792 45.491 46.350 47.100 47.850 48.600 49.350
Vorderingen 6.932 6.037 6.218 6.405 6.597 6.795 6.999
Liquide middelen 18.974 20.798 14.502 10.028 10.260 10.577 10.983
  69.698 72.326 67.070 63.532 64.707 65.972 67.332
               
Algemene reserve 31.809 32.647 32.609 32.772 33.024 33.338 33.719
Bestemmingsreserves 10.052 10.684 4.596 0 0 0 0
Voorzieningen 6.625 5.338 5.498 5.663 5.833 6.008 6.188
Kortlopende schulden 21.212 23.657 24.367 25.098 25.851 26.626 27.425
  69.698 72.326 67.070 63.532 64.707 65.972 67.332
               
Liquiditeit 1,22 1,13 0,85 0,65 0,65 0,65 0,66

Kengetallen

Met bovenstaande meerjarenbegroting en meerjarige balans ontwikkelen de door de inspectie van het onderwijs gehanteerde kengetallen zich als volgt:

  Norm 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Liquiditeit > 0,5 1,13 0,85 0,65 0,65 0,65 0,66
Solvabiliteit 2 > 0,3 0,67 0,55 0,52 0,51 0,51 0,50
Eigen vermogen < 1 0,80 0,60 0,61 0,61 0,62 0,62

Signaleringswaarde liquiditeit
In 2023 zijn maatregelen getroffen om de liquiditeit in 2026 boven de signaleringswaarde (toen 0,75) te houden. Zo is er ruimte gemaakt in de begrotingsuitgangspunten voor het realiseren van een rendement van minimaal € 0,2 miljoen en is zijn incidentele meevallers niet uitgegeven. Uit het huidige meerjarenbeeld blijkt dat de liquiditeit bijna op de eigen norm van 0,75 uitkomt. 

Signaleringswaarde eigen vermogen
Sinds 2020 kent het ministerie van OC&W zogenaamde signaleringswaarden om bovenmatige reserves bij onderwijsinstellingen en samenwerkingsverbanden te voorkomen. Indien het eigen vermogen boven deze waarde uitstijgt, zal de inspectie bij het bestuur van de instelling aandringen op het besteden van deze reserves.

De signaleringswaarde voor Openbaar Onderwijs Groningen is als volgt:

Signaleringswaarde  
0,5*aanschafwaarde gebouwen * 1,27 28.816
Boekwaarde resterende MVA 16.563
0,05*totale baten 8.827
Totaal signaleringswaarde 54.206
Totaal EV per jaareinde 2023 (begroot) 43.331
Ruimte onder de signaleringswaarde 10.875

Dit is voor de inspectie de bovengrens voor het door Openbaar Onderwijs Groningen aan te houden eigen vermogen. Het werkelijke eigen vermogen bedraagt eind 2023 € 43,3 miljoen (2022: € 39,5 miljoen), en is dus ruim beneden de signaleringswaarde.

Weerstandsvermogen en risicomanagement
In 2023 heeft een nieuwe risicoanalyse plaatsgevonden. Uit deze analyse volgen de belangrijkste financiële risico’s die de organisatie loopt. Bij al deze risico’s is onderzocht welke beheersmaatregelen zijn getroffen die deze risico’s (deels) ondervangen. De risico’s zijn gekwantificeerd en voorzien van de kans dat zij zich voordoen, gegeven de getroffen beheersmaatregelen. Met deze gegevens is een montecarlo-simulatie uitgevoerd, waaruit de aan te houden risicobuffer blijkt.

Uit de analyse blijkt een aan te houden risicobuffer van 5,65% van de Rijksbijdragen (of € 8,6 miljoen). Gedurende de begrotingsperiode is deze buffer voldoende aanwezig. Er wordt meerjarig rendement begroot, zodat de buffer voldoende wordt opgehoogd voor inflatie.

Conclusie kengetallen
Bij de huidige ontwikkeling van de begroting en balans komen de kengetallen op een acceptabeler niveau. Tegelijkertijd is er weinig ruimte voor tegenvallers en is een hoger vermogen wenselijk. Daarnaast zijn de energiekosten op het huidige (hogere) niveau nog niet structureel gedekt. Dit maakt dat voor de begroting van 2025 moet worden gezocht naar extra financiële ruimte, vooral ook in structurele zin. In 2024 is een deel van de voorgenomen maatregelen gerealiseerd, bijvoorbeeld het instellen van een stelpost voor verliesgevende scholen, en het wegwerken van het structurele tekort voor KCOO. Om vanaf 2025 boven de norm (voor liquiditeit) uit te komen en te komen tot een duurzaam structureel begrotingsevenwicht dienen nog aanvullende maatregelen te worden getroffen.

Rijksbekostiging
Per 1 januari 2023 is de bekostigingssystematiek voor het primair onderwijs gewijzigd. Per 1 januari 2022 was dit ook al gebeurd voor het VO. Beide regelingen kennen een overgangsregeling waarin de overgang van het oude naar nieuwe budget in vier stappen wordt gerealiseerd. De financiële gevolgen van beide wijzigingen zijn beperkt en verwerkt in de meerjarenbegroting.

In 2023 ontvingen de scholen nog deels middelen uit het NPO. In de meerjarenbegroting hebben we hiermee rekening gehouden. Vanaf 2024 is de bekostiging weer op normaal niveau. De bestedingstermijn van de middelen loopt tot en met 31 juli 2025. Er is rekening gehouden met de kosten van beëindiging van tijdelijke contracten in verband met het NPO.

Wat betreft de overige rijkssubsidies verwachten we een stabiel verloop.

Cao
In zowel de sector voortgezet als primair onderwijs is in 2023 een nieuwe cao afgesloten. Beide cao’s lopen tot en met 30 september 2024. 

In de begroting van 2024 is rekening gehouden met deze cao’s. Er is geen rekening gehouden met verdere indexatie als gevolg van de resterende referentieruimte 2024. In de meerjarenbegroting is wel rekening gehouden met een lichte indexatie. 

Huisvesting
Alle schoolpanden zijn economisch eigendom van de gemeente. Wij zijn in de meeste gevallen juridisch eigenaar en we handelen als zodanig. Dit zal in de nabije toekomst niet veranderen. We huren het pand waarin het ondersteuningsbureau is gevestigd, plus enkele tijdelijke huisvestingsvoorzieningen bij diverse scholen.

Belangrijkste risico’s en onzekerheden
In paragraaf 6.6 Risicomanagement worden de belangrijkste risico's en onzekerheden weergegeven.

Versie:
v6.2.23

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report